Ferdinand Magellaan (Portugees: Fernão de Magalhães, Spaans: Hernando de Magallanes; Sabrosa, lente 1480 - Mactan, 27 april 1521) was een Portugese ontdekkingsreiziger, die in Spaanse dienst de eerste zeilreis rond de wereld leidde. Tijdens deze reis sneuvelde hij op de Filipijnen.

Achtergrond van de expeditie
In 1494 was het Verdrag van Tordesillas gesloten tussen Spanje en Portugal. Dit verdrag verdeelde de niet-Europese wereld in een Spaanse en een Portugese invloedssfeer. De scheiding was een demarcatielijn op 370 leagues ten westen van de Kaapverdische eilanden. Dit was ongeveer halverwege de meest westelijke Portugese bezittingen en de recente Spaanse ontdekkingen in het Caraïbisch gebied door Christoffel Columbus. De demarcatielijn komt volgens moderne berekeningen neer op de meridiaan van 46 graden westerlengte en loopt dwars door Brazilië. Het westelijke deel van de wereld was dus aan Spanje toebedeeld; het oostelijke aan Portugal. Aan de andere kant van de wereld ontmoetten de beide invloedssferen elkaar uiteraard ook weer. Maar waar precies, kon niemand objectief vaststellen. Beide landen aasden op de lucratieve specerijenhandel met de Molukken en claimden dat deze binnen hun gebied lagen. In ieder geval was duidelijk dat Spanje alleen via een westelijke route de Molukken kon bereiken zonder het verdrag te schenden. Het is dus niet verwonderlijk, dat het Spaanse hof meer oren had voor Magellaans plannen naar een westelijke route dan het Portugese.

Columbus dacht na zijn oversteek over de Atlantische Oceaan Indië al bereikt te hebben, maar latere verkenningen van onder anderen Amerigo Vespucci toonden aan dat er wel degelijk een Nieuwe Wereld lag tussen Europa en Azië. In 1513 had Vasco Núñez de Balboa in Panama als eerste Europeaan een blik geworpen op de zee ten westen van Amerika. Men vermoedde dat er ergens in het zuiden een doorgang was naar deze zee. Juan Díaz de Solís had er in 1516 vergeefs naar gezocht bij de Rio de la Plata. Magellaan was ervan overtuigd, dat het na het vinden van de doorgang nog maar een korte zeiltocht naar de Molukken zou zijn.

Vertrek en oversteek van de Atlantische Oceaan
De Armada de Moluccas verliet Sanlucar de Barrameda op 20 september 1519 en bestond uit vijf schepen: het vlaggeschip de Trinidad, de San Antonio, de Concepción, de Victoria en de Santiago. De Trinidad was een karveel, de anderen kraken. De grootte van deze schepen varieerde van 75 tot 110 ton. Onder de 237 manschappen bevond zich de jonge Italiaan Antonio Pigafetta, wiens verslag de belangrijkste bron voor de reis vormt. De expeditie werd vanaf de start geplaagd door wantrouwen tussen de Portugese kapitein-generaal en zijn Spaanse kapiteins.

Uit - achteraf gegrond gebleken - angst voor onderschepping door een Portugese vloot koos Magellaan voor een zuidelijke koers richting Kaapverdische eilanden. Daarna zette hij koers naar Brazilië, waar hij in december 1519 enkele weken bivakkeerde in Rio de Janeiro. De expeditie bereikte de Rio de la Plata op 10 januari 1520, maar vond hier geen doorgang. Verder naar het zuiden belandde de vloot in terra incognita. Geteisterd door stormen aan de kust van Patagonië overwinterde de vloot zes maanden in de baai van San Julián. Magellaan bedwong daar op 2 april een muiterij van drie schepen. Hij blokkeerde met twee schepen de uitgang van de baai en overmeesterde de muitende schepen één voor één. Enkele muiters werden geëxecuteerd en twee mannen werden bij vertrek achtergelaten. Aan het einde van de zuidelijke winter kwam de Santiago op een verkenningstocht in een plotselinge storm terecht en verging op de kust. De bemanning wist echter over land San Julián te bereiken. De vloot hervatte op 17 oktober de speurtocht naar de doorgang.


Doorsteek naar el Mar Pacífico, de Stille Oceaan
Nog geen vier dagen later, op 21 oktober 1520, vonden de Spanjaarden een ingang op 52 graden zuiderbreedte. De zeestraat tussen Vuurland en het vaste land van Zuid-Amerika kreeg later de naam Straat Magellaan, maar werd door Magellaan Estrecho de Todos los Santos (Allerheiligenstraat) gedoopt. De schepen dienden voorzichtig te navigeren door de smalle zeestraat met zijn vele misleidende inhammen en plotselinge rukwinden, de zogenaamde williwaws. Tijdens het onderzoeken van de straat deserteerde de San Antonio en keerde terug naar Spanje, met een belangrijk deel van de voorraden. Magellaan bereikte na 38 dagen en 600 kilometer varen de Stille Oceaan. De drie overgebleven schepen begonnen aan de reis over de onbekende oceaan. Magellaan zette koers naar het noordwesten, daarbij geholpen door de Humboldtstroom. Vanaf de subtropen stuwde een regelmatige, oostelijke passaatwind hen steeds verder in westelijke richting. Opvallend genoeg ontweken ze op hun 17 500 kilometer lange tocht alle archipels van Polynesië en daarmee ook de gevaarlijke koraalriffen. Pigafetta beschreef de barre tocht als volgt:

Op woensdag 28 november 1520 verlieten we de zeestraat en voeren we de Stille Oceaan op, waar we drie maanden en twintig dagen verbleven zonder proviand of andere verversingen aan boord te nemen; we aten slechts verpulverde beschuit vol wormen die stonk naar de urine van de ratten die ervan hadden gevreten. En we dronken voortdurend verontreinigd, geel water. We aten ook runderhuiden, die door de zon, de regen en de wind zeer hard waren geworden. We dompelden ze vier of vijf dagen in zee, braadden ze kort op kolen en aten ze zo. En van de ratten, die voor een halve dukaat per stuk werden verkocht, konden sommigen van ons niet genoeg krijgen. Afgezien van genoemde kwalen was nog het ergste dat het tandvlees in boven- en onderkaak van de meeste mannen opzette, zodat ze niet konden eten. En zo stierven negenentwintig van onze mannen [..]. Maar afgezien van de doden kregen vijfentwintig of dertig van onze mannen allerlei kwalen in de armen, benen of andere lichaamsdelen, zodat er nog maar erg weinig gezonden overbleven.

Het gebrek aan vers voedsel en vitamine C veroorzaakte de door Pigafetta beschreven scheurbuik. Uiteindelijk kon de vloot bij Guam in de Marianen archipel het anker uitgooien om verse voorraden in te nemen. Magellaan doopte deze nieuwe ontdekking Islas de Ladrones (Dieveneilanden), omdat de bewoners de ruilhandel erg ruimhartig invulden. Vooral ijzerwerk was erg gewild.

Magellaan vervolgde na enkele dagen de reis westwaarts. Op 7 april 1521 bereikte de vloot het eiland Cebu op de Filipijnen. Magellaan had zijn Maleise slaaf Enrique van Malakka meegenomen. Dit werd Enriques historische moment: de opvarenden van een tegemoetkomende boot begrepen alles wat hij hen vanaf het schip in het Maleis toeriep. De aarde was gerond. Magellaan knoopte met verschillende lokale heersers vriendschappelijke betrekkingen aan. Maar na korte tijd paste hij steeds vaker militaire intimidatie toe in zijn bekeringsdrift. Lapu-Lapu, een hoofdman van het eiland Mactan, weigerde zich te laten bekeren tot het katholicisme. Op 27 april bond Magellaan met 49 manschappen op het strand van Mactan de strijd aan met Lapu-Lapus 1500 man. Tijdens deze confrontatie werd Magellaan in de branding door een bamboespeer getroffen en vervolgens gedood.

Daarop keerde ook de aanvankelijke bondgenoot, Rajah Humabon, zich tegen de Spanjaarden. Hij kreeg daarbij hulp van Enrique. Magellaan had in zijn testament bepaald dat Enrique na zijn dood moest worden vrijgelaten. De nieuwe leiding hield zich hier niet aan. Op 1 mei werden bijna 30 Spanjaarden, waaronder de nieuwe gezagvoerders en andere leidinggevenden, tijdens een feestelijk diner bij de Rajah gedood.

De resterende bemanning trok toen verder. Ze verbrandden de Concepción wegens gebrek aan bemanning. Zes maanden zwierven de Trinidad en de Victoria door de archipel onder de weinig bezielende leiding van José de Carvalho. Op 8 november 1521 bereikten beide schepen het Molukse eiland Tidore. De handel in kruidnagelen kon beginnen.

Nalatenschap
Het is onzeker wie nu eigenlijk kan claimen als eerste rond de wereld te zijn gezeild. Elcano heeft de tocht met zekerheid voltooid, maar Magellaan en Enrique zijn hem mogelijk voor geweest. Magellaan zou dan na de verovering van Malakka nog ten oosten van Java moeten zijn geweest. Dat lijkt niet waarschijnlijk gezien zijn terugkeer naar Europa in 1512. Wanneer Enrique in het jaar na het dodelijke diner op Mactan zijn geboorte-eiland Sumatra heeft weten te bereiken, is de eretitel voor hem. Hij is echter nooit meer in beeld geweest in enige bron.

Spanje zond in 1525 een nieuwe vloot naar de Molukken onder commando van García Jofre de Loaísa. Slechts één van de zeven schepen bereikte de Molukken. Latere pogingen waren evenmin succesvol, vanwege de barre omstandigheden rond de straat, de enorme afstanden en de problemen om terug te keren over de Stille Oceaan. De route via Straat Magellaan werd maar zelden gebruikt. Francis Drake had tijdens zijn rondreis rond de wereld in 1578 met 16 dagen de snelste doortocht door de straat, maar anderen waren wel vier maanden bezig. Straat Magellaan raakte als route helemaal in onbruik na de ontdekking van Kaap Hoorn door Le Maire en Schouten in 1616.

Vanuit Nieuw-Spanje slaagde Miguel López de Legazpi er in 1565 wel in om de Filipijnen te koloniseren. Andrés de Urdaneta bezeilde toen als eerste de Stille Oceaan van west naar oost.

Behalve Straat Magellaan zijn de Magelhaense wolken naar hem genoemd, twee lichtende wolken van sterren, die satellietstelsels zijn van ons melkwegstelsel. De Magelhaenpinguïn dankt zijn naam ook aan de ontdekkingsreiziger.